Direct naar content
Artikel 1

Rechten in de praktijk: toegang tot een advocaat en procedurele rechten in strafrechtelijke procedures en procedures in verband met het Europees aanhoudingsbevel

In het FRA-rapport “Rechten in de praktijk: toegang tot een advocaat en procedurele rechten in strafrechtelijke procedures en procedures in verband met het Europees aanhoudingsbevel” wordt ingegaan op de manier waarop bepaalde essentiële procedurele rechten in de praktijk worden toegepast.

Enkele belangrijke bevindingen:

• De politie stelt verdachten in kennis van hun rechten, maar de manier waarop dit in de praktijk gebeurt, verschilt. Er wordt soms schriftelijke, dan weer mondelinge informatie verstrekt, waaronder brochures die niet altijd even makkelijk te begrijpen zijn. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat verdachten goed begrijpen wat hun rechten zijn en informatie schriftelijk en mondeling ontvangen zodra zij een verdachte zijn. Ook moeten de lidstaten oog hebben voor eventuele problemen die mensen kunnen hebben vanwege bijvoorbeeld de taal of een handicap.

• Heel vaak ontvangen verdachten weinig of onduidelijke informatie over de aanklacht die tegen hen is ingediend. Daardoor kunnen zij zich niet goed verdedigen. De politie moet verdachten zo snel mogelijk goed, duidelijk en volledig op de hoogte stellen van de aanklacht tegen hen en de reden van hun arrestatie.

• Mensen ontvangen niet altijd rechtstreeks en onmiddellijk rechtsbijstand, met name wanneer zij in de gevangenis zitten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat alle verdachten die in de gevangenis zitten, snel, rechtstreeks en op vertrouwelijke wijze toegang krijgen tot een advocaat voordat zij worden ondervraagd.

• Soms behandelt de politie verdachten als getuigen of ondervraagt zij hen informeel. Op die manier ontneemt men de verdachte echter het zwijgrecht en de mogelijkheid de verdenking niet op zichzelf te laden. De lidstaten moeten alle verdachten als verdachten behandelen, zodat hun rechten worden gewaarborgd.

In het rapport wordt ook gekeken naar Europese aanhoudingsbevelen die afkomstig zijn uit een andere EU-lidstaat. Behalve met de bovenstaande punten hebben verdachten daarbij ook te maken met problemen in verband met de betrokkenheid van twee landen:

• Door taalproblemen is het voor hen vaak lastig om hun rechten te begrijpen op het gebied van aanhoudingsbevelen en hun recht om in te stemmen met overbrenging naar het buitenland om te worden ondervraagd. De lidstaten moeten vertaal- en tolkdiensten verzorgen, zodat verdachten volledig kunnen begrijpen welke aanklacht er tegen hen is ingediend en wat het Europees aanhoudingsbevel inhoudt.

• Verdachten hebben vaak moeite met het verkrijgen van juridische vertegenwoordiging in beide landen. Dit kan te maken hebben met taalproblemen, maar ook met het feit dat de politie onvoldoende kennis heeft van de rechtssystemen van andere landen of zich niet wil bemoeien met een ander rechtsgebied. De autoriteiten in het land waar het aanhoudingsbevel wordt verwerkt, moeten verdachten helpen rechtsbijstand te verkrijgen in het land dat het bevel heeft uitgevaardigd. De lidstaten zouden lijsten met juridische organisaties kunnen aanleveren wanneer zij het bevel uitvaardigen.